Ik ben er ook nog niet over uit hoe schoonheid en geweld weer samen kunnen komen.Fragmenten van een gesprek dat Bart Rutten had met Anne Wenzel in haar atelier
BR: Ik wilde het graag met je hebben over inspiratie. Eerder spraken we uitgebreid over de schilder Sir Edwin Landseer (1802-1873). Kun je me iets vertellen over bijvoorbeeld de rampen die je hebt verbeeld?
AW: Hier heb ik foto's van mijn bezoek aan de terminal van Madrid Airport om de gevolgen van de bomaanslag zien. Voor mij is het een interessante vraag: wat maakt een ramp een ramp? Hoe onderscheidt dit soort verval zich van gewone afbraak? Iedereen weet dat de ravage van een bom komt, maar tegelijkertijd is dat nauwelijks zichtbaar.
BR: Ben je op zoek naar het sensationele? Ben je niet gewoon ramptoerist?
AW: In zekere zin wel. Ik wilde weten hoe het er in het echt uitzag, in plaats van met een veilige afstand van een plaatje in de krant of vanuit de stoel voor de televisie. Daarom ben ik er toen ik toch in Madrid was even naar toe gegaan om het in het echt te zien.
BR: Is het verwerpelijk, ramptoerisme?
AW: Ik neem daar bewust geen stelling over in. Ik ga voorbij aan de ramp, het gaat meer over hunkering, weemoed en verlangen, daar heb ik het over.
BR: Die ramp is eigenlijk van na je eerste rampbeelden. Was dit voor het eerst dat je een ramplocatie echt aandeed?
AW: Nee, mijn eerste ervaring is de vuurwerkramp in Enschede (mei 2000). Ik was inmiddels afgestudeerd en net weg uit Enschede, maar een vriend van mij is bij de ramp overleden. Het ateliercomplex waar ik toentertijd in zat is gewoon compleet weggevaagd. Toch zie ik de vuurwerkramp niet als onderwerp voor mijn werk.
Wat mij in rampen interesseert, is hoe wij er als mensen mee omgaan, dat het meer is dan een spectaculair plaatje. Hoe wij rampplekken ervaren, wordt heel erg door de media bepaald.
BR: Er zijn op het moment heel veel kunstenaars die zich bezighouden met de mediaficatie van rampgebieden. Heb je een verklaring voor het gegeven dat het nu zo'n breed gedragen onderwerp is?
AW: Jazeker. Volgens mij is het het gevolg van de World Trade Center ramp in New York. Het heeft zo'n stempel gedrukt op onze samenleving. Het cruciale gegeven hierin is dat het altijd goed ging met ons, dat we tot dat moment zorgeloos konden leven. Dat is nu voorbij, er is een gegeven aan toegevoegd: de permanente dreiging dat iets kan plaatsvinden terwijl je toch een onbekommerd leven leidt. Maar ook de klimaatcatastrofe heeft haar impact. Voor mij is dat in Nederland zeer ervaarbaar, want eigenlijk bevind je je in Nederland op de verkeerde plek. Soms ga je door een straat en zie je ineens dat er een aantal klinkers is weggezakt. Hier vindt iedereen dat gewoon maar ik vind dat niet gewoon. Ik heb daar nachtmerries van gehad.
BR: Zijn dat dezelfde angsten als de angst voor terreur?
AW: De basis is hetzelfde, eigenlijk gaat het helemaal niet om de ramp an sich maar veel meer om het geabstraheerde idee van de ramp. We hebben ons veilige leven, maar tegelijkertijd lijken rampen ook zo dichtbij. De fascinatie voor rampen is op zich niets nieuws: mensen zijn altijd gefascineerd geweest door rampen. Wij houden ervan om naar gruwel te kijken.
BR: En als we kijken, wat is dan aantrekkelijker? Gruwel uit de realiteit of fictieve gruwel?
AW: Naar mijn idee is dat verschil er op tv nauwelijks. Niemand noemt het journaal reality spektakel, maar dat is het eigenlijk wel. We noemen het niet zo omdat het goedgekeurd is. Het kader waarin het plaatsvindt is in orde. Het is de plaats waar het kennelijk zelfs onderdeel van beschaving wordt.
BR: Je spreekt over de dreiging die altijd onzichtbaar in de maatschappij aanwezig is. Tegelijkertijd ben je in je werk geïnteresseerd in het uiterlijke vertoon van geweld, misschien wel op het kitscherige af. Kun je iets zeggen over de relatie tussen geweld en kitsch?
AW: De ramp is voor mij een metafoor voor de angsten die iedereen heeft (....) Het is wat dat betreft ook heel erg zoet zoals ik het in mijn werk verwerk. Naast geweld is zoetheid ook een soort constante in mijn werk. In mijn oude werk heb ik bijvoorbeeld geprobeerd om door een overdaad aan lieflijke Delfts blauwe decoratie een gevoel van verstikking op te roepen. Inmiddels zijn mijn onderwerpen veranderd naar meer gruwelijke gebeurtenissen. Alhoewel mijn werk duisterder overkomt, is het ook nu nog, in zekere zin, mierzoet. Als ik bijvoorbeeld autootjes voor Heaven aan het kleien ben heeft dat zoiets tuttigs. Juist door bewust te zijn van deze discrepantie kan ik dan ook ontzettend veel plezier beleven.
BR: Je hebt ooit een keer eerder gezegd dat het belangrijk voor je is dat jij kan bepalen hoe de ramp er uitziet.
AW: Ik heb wel eens geprobeerd, vertrekkend vanuit het materiaal, klei daadwerkelijk te laten druipen, vanuit zichzelf in te laten storten maar dat mislukte helemaal. Ik kwam er zo achter dat ik het toch zelf moet vormgeven anders zit er helemaal geen spanning meer in.
BR: Welke spanning?
AW: De spanning tussen abstractie en detaillering. In alle beelden die ik heb gemaakt, blijft de abstractie, de massa een belangrijk gegeven. Hoe krijg ik die twee aspecten bij elkaar, de abstractie van het geheel en de representatie? Ik weet nog steeds niet hoeveel ik nu moet weten om iets te kunnen kleien. Zo las ik bijvoorbeeld ook het boek van Mike Davis over de geschiedenis van de autobom. Ik merkte dat dit alleen maar afleidde van waar ik mee bezig was. Het gaat kennelijk niet om de feiten maar om het gevoel. Ik probeer zo veel mogelijk de specifieke details van die ene gebeurtenis weg te halen om de essentie ervan over te houden. Te veel kennis en feiten leiden hier van af.
BR: Je antwoord is behoorlijk technisch over het beeld. Heeft het ook geen emotionele component? Gaat die wens om zelf een ramp vorm te geven niet ook over de wens om om te kunnen gaan met datgene wat we steeds voorgeschoteld krijgen? Om mede bepalend te zijn in de vormgeving van rampen zodat we minder machteloos zijn?
AW: Nee hoor, dat verzin jijzelf. Ik zie de ramp niet als concreet gegeven. Ik kan het los van al het dramatische zien en me puur op de verschijning richten. Ik ben er ook nog niet over uit hoe schoonheid en geweld weer samen kunnen komen. Wat dat betreft zie ik mijn werk echt veel meer in relatie tot de grote vragen van de sculpturale tradities: hoe maak ik een goede compositie, welke richtingen geef ik mee? Eigenlijk gaat het ook over de primaire vraag: hoe komt een beeld tot stand? Met die abstrahering van het eigenlijke beeld van de ramp komt de verstilling erin (...)
Doordat ik het open laat, door niet alles minutieus te willen uitwerken, geeft het iedere toeschouwer de kans om het zelf in te vullen. Hierdoor ontstaat ruimte voor de kijker, maakt hij of zij het zich eigen en werkt het daardoor tevens veel heftiger, dan dat het gewoon een abstract, en daarmee afstandelijk verhaal wordt.
BR: Zie je een overeenkomt tussen de kitsch van Landseer en het ramptoerisme? Kunnen we beide scharen onder volksvermaak?
AW: Jazeker, ik vind dat rampen door verschijnen in de media ook kitsch worden. Dat is dan ook mijn bezwaar tegen veel kunstenaars die met het thema rampen werken. Velen benaderen het zo banaal, het effectbejag neemt dan de overhand waardoor zij de betekenis reduceren. Het beeld wordt daarmee eveneens kitsch (...)
Eigenlijk hou ik helemaal niet van kitsch of van rampen. Ik kijk ernaar, geef er geen oordeel over en verwerk het tot mijn beelden. Soms is het ook verleidelijk om in mijn werk een groot schandaal na te jagen, met alle publiciteitsaandacht van dien. Ik denk ook precies te weten hoe ik dat kan bewerkstelligen, maar doe het niet. Het is anders zo banaal.
BR: Er schuilen risico's in je vormtaal die zou kunnen worden opgevat als effectbejag: de druipers en de kleur zwart. Deze eigenschappen maken je beelden heel herkenbaar maar daardoor ook voorspelbaar.
AW: Klopt, het is een valstrik, ik moet voor beide oppassen dat het zelf geen clichés worden. Vooral ook voorkomen dat het kitsch wordt door het beeld te zoet of te expliciet gewelddadig te maken. Wat dat betreft blijft het balanceren over een evenwichtsbalk. Aan alle twee de kanten kun je eraf storten. Ik kan me overigens goed voorstellen dat ik na al deze meer apocalyptische beelden in één keer met een beeld kom dat juist een witte verschijning is. Ieder nieuw beeld reageert weer op het vorige.
BR: Er zijn nogal wat mensen die de koppeling in je werk maken naar je Duitse achtergrond, naar de romantische geest en romantische traditie. Hoe denk je daar over?
AW: Misschien vooral in mijn liefde voor drama, voor het theatrale. Maar ik voel me eerder verbonden met het katholieke van iemand als Pieter Paul Rubens dan met het strikt romantische à la Casper David Friedrich. Het is niet zo dat ik de romantische traditie bewust opzoek, maar kennelijk heeft het een rol in mijn werk. Het is een vorming, een manier van denken die ik heb meegekregen. Al moeten we dat ook relativeren. Ik ben immers een Duitser die al vanaf 1992 in Nederland zit.
BR: Ben je je tijdens het maakproces al bewust van de kunsthistorische verwijzingen die er in zitten?
AW: Ik voel me wel heel erg verwant met de kunstgeschiedenis. Het is overweldigend om te kunnen ervaren dat je iets hebt met Rubens bijvoorbeeld, maar tegelijkertijd toch iets heel erg vanuit de tijd waarin je zelf nu leeft, kunt maken.
BR: In hoeverre is het werken met klei belangrijk voor je? Klei als een traditioneel medium?
AW: Het mediumspecifieke van klei negeer ik volkomen. Ik heb zelf ook veel moeite met de traditie van de keramiek; ik heb me daar nooit toe kunnen verhouden. Ik maak gewoon beeldende kunst, dat dat met klei gebeurt is verder niet belangrijk. Ik ben me bewust van het feit dat het voor een groot deel de vormentaal bepaalt. Ik wilde gewoon dingen maken en de enige manier waarop ik dat kon doen, was met klei. Het zelf boetseren heeft namelijk een bepaalde directheid die me aanspreekt.
Wat ik wel fascinerend vind om te zien is dat het gewicht van klei verloren kan gaan. In veel van mijn beelden zie ik het eigenlijke gewicht niet meer terug.
|